Posterpresentaties jaarvergadering 2022

Tijdens de lunchpauze van de jaarvergadering op 20 mei 2022 presenteerden vier promovendi hun bestuursrechtelijk onderzoek aan de hand van een posterpresentatie. Ook dit jaar was er weer veel interesse onder de leden om in gesprek te gaan met de onderzoekers! Hieronder vindt u een korte beschrijving van de onderzoeken en kunt u de posters (opnieuw) bekijken.

Joyce Esser (Universiteit Leiden) – De constitutionele uitgangspunten van het Nederlandse bestuursprocesrecht in rechtsvergelijkend perspectief
Het Nederlandse stelsel van rechtsbescherming tegen de overheid staat momenteel onder druk: de kinderopvangtoeslagaffaire of de stikstofproblematiek laten zien hoe van de bestuursrechter in toenemende mate wordt gevraagd om zowel brede maatschappelijke geschilbeslechting als individueel maatwerk te bieden. Het toekomstbestendig ontwikkelen van dit stelsel vraagt om een integrale benadering van mogelijke procesrechtelijke aanpassingen (zoals beroep tegen regels) vanuit de constitutionele positie van de bestuursrechter. Dit onderzoek beoogt die positie beter te begrijpen, kritisch te analyseren en te ontwikkelen door middel van een rechtsvergelijking met drie landen: De Verenigde Staten, Duitsland en Zuid-Afrika.

Manon Hermans (Radboud Universiteit) – Het b-orgaan als systeembegrip
Het onderzoek ziet op de werking van het b-orgaanbegrip (in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder b Awb) als overheidsbegrip in het algemene bestuursrecht. Ik onderzoek niet alleen de verkrijging van openbaar gezag, maar ook de gevolgen van het hybride en dynamische karakter van het b-orgaanbegrip voor de werking van dit begrip in het bestuursrecht. De functie van het b-orgaanbegrip in de context van de Awb en andere bestuursrechtelijke wetgeving speelt in het onderzoek een belangrijke rol.

Mariëlle Rog (Radboud Universiteit) – De plaats en functie van partijautonomie bij de feitenvaststelling door de bestuursrechter
Welke rol komt partijen toe bij de feitenvaststelling door de bestuursrechter? Bij gebreke aan een regeling in de Awb wordt gebruikgemaakt van artikel 149 lid 1 Rv waarin staat dat hetgeen onbetwist is, de rechter als vaststaand feit beschouwd. Op basis van uitgebreid jurisprudentie-onderzoek wordt onderzocht of de bestuursrechter in eerste aanleg deze regel volgt. Stelling is: niet (voldoende) weersproken feiten komen niet voor (nadere) bewijslevering in aanmerking. Doel is inzicht te verkrijgen wanneer de bestuursrechter zonder bewijsincidenten tot feitenvaststelling komt.

Claire Seijsener (Radboud Universiteit) – Versnelling van bestuursrechtelijke procedures bij bestuur en rechter door het overslaan van instanties. Een onderzoek naar de theoretische inbedding, werking en effecten van rechtstreeks beroep, bestuurlijke lus en judiciële lus
De afgelopen decennia is in de rechtswetenschap gepleit voor een efficiënter en doeltreffender bestuursprocesrecht. De wetgever heeft daar gehoor aan gegeven via aanpassingen in het algemene besluitvormingsrecht en het bestuursprocesrecht die versnelling in procedures bij bestuur en bestuursrechter moeten bewerkstelligen door instanties over te slaan. Het onderzoek zal zich richten op deze voorzieningen, in het bijzonder de figuren van rechtstreeks beroep (prorogatie), de bestuurlijke lus en de judiciële lus (sprongberoep). Hierbij staat de vraag centraal of deze instrumenten het beoogde effect sorteren in de bestuurs(proces)rechtelijke praktijk en in hoeverre het overslaan van instanties van invloed is op algemene rechtsstatelijke uitgangspunten.

Gerelateerde berichten