Tijdens de lunchpauze van de jaarvergadering 2021 presenteert een aantal onderzoekers hun bestuursrechtelijk onderzoek aan de hand van een posterpresentatie. Bent u niet live aanwezig in de Jaarbeurs, dan kunt u de posters hier bekijken!
Demy Jongkind (Universiteit Leiden) – Netwerksubsidies
Met het ontstaan van de netwerksamenleving is (gelijkwaardige) samenwerking een belangrijk streven geworden. Het financieringsinstrument ‘netwerksubsidie’ wordt daartoe steeds vaker gebruikt. Bij de netwerksubsidie werken meerdere partijen aan de subsidieverstrekkende en/of subsidieontvangende kant samen om een maatschappelijk innovatief project te verwezenlijken. Deze nieuwe vorm van subsidiëren roept nieuwe juridische vragen op, nu het huidige subsidierecht – vervat in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht – uitgaat van een verticale tweepartijenrelatie tussen één bestuursorgaan en één individuele subsidieontvanger. In hoeverre past de netwerksubsidie in dat wettelijk systeem? Met dit proefschriftonderzoek wordt getracht op deze vraag een antwoord te geven.
Contact: d.k.jongkind@law.leidenuniv.nl
Rick Bronsema (Open Universiteit) – De rechtsgebiedoverstijgende eisen van redelijkheid en billijkheid in het bestuursrecht
Beginselen als democratische legitimatie, rechtszekerheid en legaliteit zorgen ervoor dat rechtsvorming in het bestuursrecht van oudsher wordt gedicteerd door regelgeving. Daar tegenover staat het probleem, dat de werkelijkheid zich nooit volledig laat vastleggen in wettelijke bepalingen. De discussie rondom responsiviteit en maatwerk doen – mede gezien de toeslagenaffaire – afvragen of het referentiekader waarin wij het bestuursrecht zien en waarderen, aan herziening toe is. In dat kader wordt onderzocht of het – van oorsprong – privaatrechtelijke beginsel van redelijkheid en billijkheid daartoe kan voorzien in een normatieve grondslag.
Contact: rick.bronsema@ou.nl
Charlotte van Oirsouw (Tilburg University) – Innoveren met blockchain: het borgen van transparantie en accountability
Deze posterpresentatie behandelt hoe het huidige juridisch kader transparantie en accountability waarborgt wanneer overheden blockchain en smart contracts inzetten. Om dit doel te bereiken combineert dit onderzoek traditioneel juridisch-doctrinair onderzoek met case studie onderzoek en analyseert daarmee hoe het recht in deze nieuwe context in zowel de theorie als praktijk geïnterpreteerd, geïmplementeerd en geoperationaliseerd worden. Een van de geselecteerde cases is de blockchainapplicatie ‘de Rode Knop’. Het resultaat van dit onderzoek is een bijdrage aan de huidige kennis over de werking van het juridisch kader bij de inzet van blockchain door overheden, alsmede een mogelijke suggestie tot herinterpretatie of aanpassing daarvan.
Contact: C.C.K.vanOirsouw@tilburguniversity.edu
Marin Coerts (Vrije Universiteit) – Uitvoeringsverplichtingen in vergunningstelsels. Een empirisch juridisch onderzoek naar overheidsingrijpen in markten
Uitvoeringsverplichtingen worden opgelegd door de overheid en verplichten de private partij om het verkregen recht op een zekere manier uit te voeren voor het publieke belang. Deze verplichtingen zorgen ervoor dat vergunningen, concessies en overheidsovereenkomsten meer op elkaar lijken, terwijl zij op verschillende wijze gereguleerd worden en verschillende gevolgen hebben voor private partijen. Dit onderzoek kijkt naar uitvoeringsverplichtingen in specifieke juridische gebieden, zowel op papier als in de praktijk door middel van ELS (‘Empirical Legal Research’), en onderzoekt hoe uitvoeringsverplichtingen volgens juridische beginselen en volgens de praktijk zouden moeten worden geïmplementeerd in vergunningstelsels.
Contactgegevens: m.coerts@vu.nl
Judith Zweistra (Rijksuniversiteit Groningen) Klagen over wetenschappelijke integriteit
Wetenschappelijke integriteit is sinds 2004 hoog op de agenda van de academische gemeenschap komen te staan. Een aantal schandalen heeft aan een gevoel van urgentie voor dit thema bijgedragen. Denk aan de Diekstra-affaire (plagiaat) en Stapel-affaire (o.a. verzinnen van data). Inmiddels heeft de zelfregulering op dit thema aardig vorm gekregen en kennen we in Nederland een gedragscode en een klachtenprocedure waarbinnen mogelijke schendingen van de wetenschappelijke integriteit kunnen worden geadresseerd. Mijn proefschrift richt zich op deze klachtenprocedure. Met behulp van verschillende disciplines breng ik in kaart wat onder wetenschappelijke integriteit wordt verstaan en werk ik een normatieve benadering van wetenschappelijke integriteit uit. Vervolgens bekijk ik in hoeverre de klachtenprocedure (het normatieve concept van) wetenschappelijke integriteit borgt en of de procedure voldoende is toegesneden op te verwachten ontwikkelingen. Ook vergelijk ik de klachtenprocedure met het (bestuursrechtelijke) klachtrecht en met tuchtrecht. Ik hoop vanuit de interdisdisciplinaire en rechtsvergelijkende gedeelten van mijn proefschrift aanbevelingen te kunnen doen voor de toekomst van de klachtenprocedure.