Tijdens de studiemiddag op donderdag 10 oktober 2019, getiteld ‘Een leefbare stad: hoe reguleer je dat?’, werd aandacht besteed aan het reguleren van drukte, de eisen die de Dienstenrichtlijn daarbij stelt en de vraagstukken rond schaarse vergunningen die dit met zich meebrengt.
Jurien Korzelius deed tijdens de studiemiddag de aftrap. Zij is werkzaam bij de directie Juridische Zaken van de gemeente Amsterdam en maakte inzichtelijk dat drukte daar een serieus probleem is. Het aantal bezoekers is de afgelopen jaren fors toegenomen en daardoor staat de leefbaarheid in verschillende buurten in Amsterdam flink onder druk. Bovendien is de verwachting dat het aantal bezoekers de komende jaren nog veel verder zal stijgen. Maatregelen zijn dus nodig om te zorgen voor een betere balans tussen bezoeker en bewoner. Veel maatregelen die het bestuur van de stad voor ogen heeft zien op het instellen van plafonds en dat vereist een goede motivering. Jurien betoogde dat een bredere visie op de stad en de bezoekers voor die motivering van groot belang is; wanneer is er een goede balans in de stad? De visie op de Binnenstad die planoloog Zef Hemel op verzoek van het gemeentebestuur heeft geschreven kan daar een aanzet voor bieden.
Marleen Botman van Pels Rijcken stelde zich in het verlengde daarvan op het standpunt dat het noodzakelijk is om proactief de mogelijkheden tot regulering in kaart te brengen en daarbij ook ‘over de sectoren’ heen te kijken en maatregelen in samenhang te bezien. Daarbij ging zij meer specifiek in op de ruimte die er vanuit Europeesrechtelijk oogpunt is om, met het oog op een leefbare stad, toerisme of drukte te reguleren. Voorop stond dat regulering van toerisme mogelijk is maar dat het Unierecht daar wel kaders voor formuleert, met name als regulering de vrijheid van vestiging of het vrije verkeer van diensten raakt. Dan komen eisen van geschiktheid en noodzakelijkheid aan de orde en rust er op de overheid ook een bewijslast om aan te tonen dat daaraan is voldaan. Vanuit die invalshoek besprak zij in algemene zin verschillende juridische instrumenten en ging zij ook specifiek in op het reguleren van platforms (zoals Airbnb en Uber) en bepaalde typen vervoer. Tot slot vroeg zij aandacht voor voorbeelden van gevallen waarin Brussel regulering, met het oog op leefbaarheid en duurzaamheid, juist aanmoedigt zoals een verbod op wegwerpplastic tijdens evenementen. Al met al was de conclusie dat maatregelen mogelijk maar dat vooral van belang is scherp voor ogen te houden wie of wat je wil reguleren, waarom je wil reguleren en hoe je dat wilt reguleren.
Annemarie Drahmann van de Universiteit Leiden sloot de middag af door specifiek aandacht te besteden aan de vraagstukken rond schaarse vergunningen. Zij besprak wanneer een vergunning precies schaars is en aan welke eisen een vergunningstelsel met schaarse vergunningen moet voldoen. Aan de hand van jurisprudentie ging zij in de eerste plaats in op het vereiste van een dwingende reden van algemeen belang en dus de vraag waarom wil je reguleren. Vervolgens kwam de vraag aan de orde hoe die regulering dan plaats moet vinden en de eisen die er worden gesteld aan de evenredigheid van het schaarse vergunningsstelsel: waarom zijn het vergunningenplafond en de gekozen verdeelmethode geschikt, noodzakelijk en evenwichtig? Daarna werd ingegaan op een redelijke duur een schaarse vergunning en het overgangsrecht. Tot slot stipte zij nog aan dat bij een leefbare stad ook regulering via het omgevingsrecht aan de orde kan zijn, waarbij in bijzondere omstandigheden ook een omgevingsvergunning schaars kan worden.
Jurien Korzelius