Column Gijsbert Vonk: Privatisering en decentralisatie als kinderen van één vader

De vakgroep staats- en bestuursrecht van de Erasmusuniversiteit organiseerde vrijdag 10 november een boeiende expertmeeting over “Bestuursrecht in de veranderende publieke ruimte, grondslagen voor een responsief bestuursrecht”. Zo’n 15 genodigden hielden korte presentaties, gevolgd door discussie. Ben Schueler sloot de dag af door vakkundig de aandacht af te leiden van de vraag of het bestuursrecht responsiever moet worden. Die vraag viel op basis van de discussies ook niet te beantwoorden.

Zelf mocht ik spreken over de privatisering en decentralisaties in het sociale domein en de “menselijke maat”, een Fortuinisme dat inmiddels helemaal ingeburgerd is geraakt. De thema’s privatisering en decentralisaties liggen aan mijn hart, want het zijn onderwerpen die ik volgtijdelijk heb mogen bestuderen in twee verschillende onderzoeksprogramma’s.

De twee trends zijn aan elkaar verwant. Natuurlijk, bij privatisering gaat het om het uitbesteden van functies van de sociale zekerheid naar de private sector, bij decentralisatie gaat het om het uitbreiden van taken en bevoegdheden van de gemeenten. Het burgerideaal van de privatisering is dat van de kritische consument; dat van decentralisaties de verantwoordelijke, altruïstische, maatschappelijk betrokken buurtbewoner die zich inzet voor de eer en glorie van de participatiesamenleving.

Maar dit soort burgerbeelden zijn als nevels, op het ene moment hardnekkig het zicht belemmerend en dan weer plotseling verdwenen. We kunnen ook kijken naar de harde veranderingen die deze trends teweegbrengen in de machinekamer van het recht. Voor de decentralisaties zijn dit: a) meer gemeentelijke taken , b) een verruiming van gedelegeerde regelgevende of beleidsvormde bevoegdheden, en c) meer discretionariteit op gevalsniveau. Het zijn de offers die de wetgever deponeert op het altaar van de godinnen “maatwerk” en “de gemeente aan zet”.

De veranderingen zetten ook duistere krachten in beweging. Sociale belangen kunnen worden verdrongen door andere belangen of worden afgeschoven naar anderen, in het bijzonder naar private partijen. En zo zijn we plotseling weer beland in de wereld van de privatisering.

Privatisering? Van Ettekoven sprak in zijn NTB-artikel over herrie aan de keukentafel van “innovatieve vormen van publiek-private samenwerking”. Zelf hanteer ik liever de term local dumping, als een woordspeling om aandacht te vragen voor het kleine decentralisatieleed. Maar de schellen vielen mij van de ogen bij het lezen van het boek van Mike Raco: State-led Privatisation and the Demise of the Democratic State , Welfare Reform and Localism in an Era of Regulatory Capitalism (Ashgate, 2013).

Volgens Raco is decentralisatie in Engeland een manier om de verzorgingsstaat in stukken te knippen, in de etalage te zetten en te verkopen aan de hoogste bieder. Privatisering en decentralisatie vinden hun oorsprong in de ideologische verwerping van directe overheidsverantwoordelijkheid voor het project van de verzorgingsstaat leidend tot een uitverkoop van sociale belangen aan allerlei private investeerders die er een stabiele en lucratieve bron van inkomsten in zien. Consultancyfirma’s ontwikkelen en verkopen blauwdrukken die de lokale overheden en het bedrijfsleven aan elkaar koppelen en creëren zo hybride governance regimes, die voor burgers en bestuurders niet te doorgronden zijn en alleen nog maar door de slimste juristen (werkzaam bij die consultancybureaus) worden begrepen en beheerd. Het betoog van Raco wordt ondersteund door empirisch onderbouwde case studies naar verschillende sociale sectoren in Londense deelgemeentes.

Ook bij ons hebben de decentralisaties geleid tot een herijking van private betrokkenheid bij het realiseren van publieke verantwoordelijkheden. Of deze belangen net zoals in Engeland worden uitgeleverd aan sociaalvreemde kapitaalbelangen (letterlijk: vanuit de Kanaaleilanden opererende hedgefonds en investeringsmaatschappijen) zou ik niet weten. Laat ons hopen van niet. Wij moeten vooral bevreesd zijn voor enkele lokale cowboys die zich proberen te laven aan de sociale quasimarkt: dubieuze handhavingsbureau’s, agressief opererende integratiebedrijfjes en de schuldenindustrie. Verder zijn we vertrouwd geraakt met de schimmige publiek-private zorgmix waar de status van regels niet helder is en waar risico’s worden doorgeschoven naar anderen. De u-heeft-recht-op-een-schoon-huis-problematiek heeft al heel wat pennen in beweging gebracht. Of wat te denken van de gemeenten die huishoudelijke hulp domweg bombardeerden tot een algemeen gebruikelijke voorziening die de burger moet inkopen op de markt? Met de menselijke maat heeft dit allemaal weinig te maken, ben ik bang.

Het is bemoedigend om te zien hoe de CRvB de klassieke regels van het bestuursrecht aanwendt om de postmoderne mix te ontmaskeren en orde scheppen in het woud van gemeentelijke verantwoordelijkheden en private betrokkenheid in de uitvoering. De gemeenten blijven verantwoordelijk voor de prestaties van de Wmo 2015 en het handelen van private aanbieders wordt hen aangerekend. Ook de bedreigde mogelijkheden van rechtsbescherming voor de burger worden door de CRvB beschermd; misschien met een aantal kunstgrepen, maar toch, het blijft belangrijk herstelwerk.

Van Ettekoven moge in deze jurisprudentie een bedreiging zien van de “innovatieve vormen van publiek-private samenwerking” of zoals de Regeringscommissaris een vorm van “onwenselijke en toenemende juridisering”, ik zie vooral een versterking van de rechtspositie van de burger. Bovendien is het aanbrengen van een heldere scheidslijn tussen publieke verantwoordelijkheid en private activiteiten een belangrijk fundament voor de architectuur van het stelsel in zijn geheel. Kapitaalbelangen onderwerpen de wereld nu eenmaal aan hun eigen logica, daar hoef je geen Marx voor gestudeerd te hebben. De verzorgingsstaat vormt erop een historisch antwoord. Wouter Bos zei het al in zijn politieke testament over de sociaaldemocratie: als Bokito niet kan worden getemd, dan maar een brede slotgracht (https://www.pvda.nl/nieuws/den-uyl-lezing-wouter-bos/)

Ik weet het, de consultatietermijn is voorbij maar ik vraag mij af of het voorstel voor de geschillenbeslechting in het sociale domein niet te lichtvaardig private actoren een plaats in de rechterlijke procedures wil geven. Door dit doen, draag je niet bij aan de ontrafeling van de publiek-private mix, maar legitimeer je deze juist. Iedereen kan iedereen aanspreken totdat niemand meer verantwoordelijk is. Ik snap het wel, de gedachtegang is natuurlijk dat de private aanbieders zich gaan onderwerpen aan de goede publieke omgangsvormen en de tucht van de bestuursrechter. Maar andersom is ook mogelijk, namelijk dat de private belangen het bestuursrecht en de rechterlijke oordeelsvorming gaan beïnvloeden. Hoe dan ook zal moeten worden vermeden dat de betrokkenheid van private actoren in de rechterlijke procedure afbreuk doet aan de volstrekte verantwoordelijkheid van de gemeente als uitvoerder van de Wmo; al was het maar om recht te doen aan hen die menen dat privatisering en decentralisatie toch echt verschillende dingen (behoren te) zijn.

Na afloop van de bijeenkomst, legde ik mijn twijfels voor aan medeorganisator van de expertmeeting Lukas van den Berge. “Wat niet meebuigt, breekt”, zei Lukas peinzend over zijn glas witte wijn. Daar had ik niet onmiddellijk een weerwoord op. Alleen harde rotsen blijven staan?

Gijsbert Vonk

Gerelateerde berichten

Eén gedachte over “Column Gijsbert Vonk: Privatisering en decentralisatie als kinderen van één vader

Reacties zijn gesloten.