Juryrapport VAR-prijs 2017

Lees hier de tekst van het juryrapport dat op 19 mei 2017 is uitgesproken op de jaarvergadering bij de uitreiking van de VAR-prijs.

Aan mij valt de grote eer te beurt om namens de VAR de VAR-prijs uit te reiken. Dat is een prijs die een maal in de vier jaar wordt uitgereikt ‘aan de auteur van een oorspronkelijk werk, gepubliceerd in de voorafgaande periode van vier jaar, dat naar het oordeel van de jury een bijzonder waardevolle bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van het algemeen deel van het Nederlandse administratieve recht’, zo staat nog in het reglement. De Jury bestond dit jaar uit Jan Struiksma, Jessica Hoitink en ikzelf.

Uit eigen ervaring weet ik dat de VAR-prijs veel betekent. Juist omdat de prijs maar eens in de vier jaar wordt uitgereikt, betekent het veel als jouw werk onderscheiden wordt voor de innovatieve bijdrage die het aan het bestuursrecht heeft geleverd. Wetenschappers die anno 2017 carrière willen maken kunnen haast niet zonder een duidelijke erkenning van hun persoonlijke bijdrage aan het wetenschapsgebied, zo weet iedereen die in NWO commissies zit om excellente onderzoekers te financieren. De VAR-prijs biedt die erkenning. Al moeten we misschien nog eens nadenken of ‘VAR-prijs’ voor de buitenstaanders de meest prestigieuze naam is. Niet omdat de VAR niet prestigieus zou zijn, maar de titel wat ‘incrowd’ is. Wellicht dat meer appeal uitgaat van de naam van een erelid of een van de founding fathers (of mothers, maar dan komen we al snel in de jaren na 2000 terecht).

De jury heeft begin maart een longlist opgesteld van werk dat de afgelopen vier jaar is verschenen en op de juryleden grote indruk heeft gemaakt. Onze longlist met genomineerden voor de VAR-prijs 2017 bestond uit de volgende 9 werken, op alfabetische volgorde:

Lukas van den Berge, met zijn proefschrift ‘Bestuursrecht tussen autonomie en verhouding’. Zijn dissertatie betreft een intrigerend onderzoek naar de diepere grondslagen van het bestuursrecht, waar heel veel discussiestof aan valt te ontlenen voor de verdere ontwikkeling van het bestuurs(proces)recht.

Jacobine van den Brink, met haar dissertatie ‘De uitvoering van Europese subsidieregelingen in Nederland’. Haar studie besteedt veel aandacht aan de doorwerking van Europees recht, gecombineerd met een grondige kennis van het materiële bestuursrecht, in het bijzonder het subsidierecht. Dat leidt tot verfrissende inzichten en een eigen verteltrant bij onderwerpen die meer main stream zijn.

Annemarie Drahmann, met haar dissertatie ‘Transparante en eerlijke verdeling van schaarse rechten’. Haar werk is zonder meer als innovatief te kwalificeren, als de eerste grote studie naar dit aan het Europees recht ontleende rechtsbeginsel, dat inmiddels, mede via de conclusie van AG Widdershoven het algemene bestuursrecht heeft gevormd.

Niels Jak, met zijn dissertatie ‘Semipublieke instellingen’. Daarin biedt hij een breed opgezette en doorwrochte studie naar het overheidsbegrip, dat van eminent belang is voor de nadere vormgeving van het bestuursorgaanbegrip en de afbakening van de reikwijdte van het bestuursrecht.

Marcelle Reneman, met haar dissertatie ‘EU asylum procedures and the right to an effective remedy’, wat uiteraard primair een asielrechtelijke studie is. Maar juist op dat rechtsgebied zien we, mede over de band van de Procedurerichtlijn en de inwerkingtreding van het Handvest van de grondrechten van de EU, hoe het Europese recht het nationale algemene bestuursrecht vormt, óók dat in de Awb.

Dirk Sanderink, met zijn proefschrift ‘Het EVRM en het materiële omgevingsrecht’. Ook zijn dissertatie heeft het bijzondere bestuursrecht als specifieke invalshoek, maar zijn studie ontsluit op vernieuwende wijze kennis over algemene bestuursrechtelijke onderwerpen, met name de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het zorgvuldigheids- en specialiteitsbeginsel krijgen een mensenrechtelijke impuls.

Rogier Stijnen, met verschillende publicaties op het gebied van het punitieve bestuursrecht. Als er op mijn eigen terrein, dat van het bestuursprocesrecht, één auteur is geweest, die met originele bijdragen en andere geluiden het procesrecht tot een hoger niveau heeft getild (wat niet hetzelfde is als altijd maar meer rechtsbescherming bieden), dan is dat Stijnen.

Michel Vols, met zijn al eerder geprezen dissertatie ‘Woonoverlast en het recht op privéleven’. Het lekkerste leesboek van de longlist, dat innovatief is in het doen van bestuursrechtelijk wetenschappelijk onderzoek. In zijn studie staat een maatschappelijk fenomeen centraal, dat vanuit verschillende juridische perspectieven wordt belicht. Dat leidt tot een bevlogen betoog met visie, niet in een technisch-juridisch veilig betoog dat het recht in hokjes ordent.

Johan Wolswinkel, met zijn dissertatie ‘De verdeling van schaarse publiekrechtelijke rechten’, dat algemene regels van verdeling heeft ontwikkeld en getoetst heeft aan rechtsbeginselen als rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Zijn studie gaat veel verder dan het onderzoeken van een reeds bestaande rechtspraktijk of maatschappelijk fenomeen. Bestaande verdelingssystemen komen aan bod, maar zijn studie laat op meer abstract-theoretisch vlak zien welke verdelingsvraagstukken en thema’s achter bestaande concrete regelingen schuil gaan.

Was het lastig deze longlist terug te brengen naar een short list? Nee. Niet omdat er bijzonder grote verschillen zitten in de kwaliteit van de onderzoeken, maar omdat doel en criteria gesteld aan de prijs duidelijk uitselecteren. Helaas viel voor Rogier Stijnen direct het doek: de auteur mag niet ouder zijn dan 40 jaar. Ook Jacobine van den Brink viel al snel af, omdat haar dissertatie nog net in 2012 is verschenen en dat buiten de periode valt. Daarnaast is er natuurlijk concurrentie met de Lex Michiels prijs, dat een innovatief onderzoek op het gebied van het materiële bestuursrecht beloont. Sommige publicaties van de long list vonden we toch primair daar thuis horen, omdat de bijdrage die zij leveren aan de ontwikkeling van het algemene bestuursrecht duidelijk is, maar toch ook beperkter in omvang. Wel zouden we met de long list graag de toekomstige jury van de Lex Michiels-prijs willen inspireren.

Doorslaggevend was voor ons welke auteur een bestuursrechtelijk leerstuk op de kaart heeft gezet of een geheel nieuw elan heeft gegeven. Helemaal een faire competitie is dit niet. Werk dat in het begin van de periode in 2013 is verschenen, heeft langer de tijd gehad om zijn weg naar wetenschap en praktijk te vinden, te rijpen en te bewijzen hoe innovatief het was; voor werk uit 2016 is dat lastiger. Alles doorsprekend bleven twee namen voor ons over: één man en één vrouw. Beide schrijven niet over de hele breedte van het bestuursrecht, maar laten zich vooral door een bepaald materieel rechtsgebied (of rechtsgebieden) inspireren. Beide volgen de ontwikkelingen in het Europese recht op de voet en laten zien hoe het Nederlandse bestuursrecht soms meebuigt en soms frictie oplevert. En beide auteurs kunnen de ontwikkelingen op hun rechtsgebied helder vertalen naar het algemene bestuursrechter en voeden de praktijk met indrukwekkende annotaties die voortbouwen op hun dissertaties. Dat werk bleek dus met recht innovatief te zijn. Nummer twee – en de eervolle vermelding – gaat naar Marcelle Reneman, die met het proefschrift en haar annotaties in de AB de Europese invloed op het bestuurs(proces)recht indrukwekkend heeft gevoed.

De winnaar onderscheidt zich doordat deze twee wetenschappelijke disciplines beheerst, daarmee een abstractievermogen en creativiteit bezit om grote rechtsvragen opnieuw te bezien en te duiden. En die in staat is met een verrassende eenvoud complexe leerstukken uit te leggen.

Het leerstuk van de schaarse rechten ligt op het grensvlak van recht en economische verdelingsvraagstukken en is daarom lastig. De onderzoeker slaagt er in die ingewikkelde problematiek goed uit de doeken te doen. Enerzijds is hij daarbij een hele slimme wetenschapper die ook door zijn wetenschappelijke vakgenoten als een topper wordt beschouwd (zo blijkt ook uit de cum laude voor de dissertatie), anderzijds heeft ook de praktijk veel aan zijn uiteenzettingen, zo blijkt onder meer uit de AB-annotatieprijs. De winnaar is in eigen woorden ‘eerder regelontwerper dan regeltoepasser’. Hij schrijft niet alleen voor de rechtspraak, maar houdt ook duidelijk de wetgever in zijn vizier. Tot nu toe had hij een zware dag, omdat hij vindt dat het bestuursprocesrecht veel te veel aandacht krijgt in het bestuursrechtelijk debat en hij niets heeft met de oproep dat er een nieuwe wettelijke regeling moet komen. Maar met de uitreiking van deze prijs wordt het toch nog leuk. De winnaar van de VAR-prijs 2017 is Johan Wolswinkel met zijn dissertatie ‘De verdeling van schaarse publiekrechtelijke rechten’.

prof.mr. Y.E. Schuurmans

Gerelateerde berichten