Doorgeefcolumn: Verrekening van voordeel

Hans Besselink, advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, gaat in deze doorgeefcolumn in op voordeelverrekening bij nadeelcompensatie.

Deze maand verscheen in de pers het bericht dat de gemeente Zutphen overweegt de eigenaren van woningen die liggen onder een bestaande bovengrondse hoogspanningsleiding mee te laten betalen aan het ondergronds leggen van die leiding. Het ontbreekt de gemeente aan de benodigde miljoenen om het ondergronds leggen van leidingen te bekostigen en omdat de woningen onder de bestaande leiding aanmerkelijk in waarde zullen stijgen als die leiding onder de grond wordt gebracht, lijkt het de lokale bestuurders een goed idee om een deel van de rekening bij de bewoners neer te leggen.

Het zal niet eenvoudig worden voor de gemeente om het plan tot uitvoering te brengen. Hooguit zal door het daadwerkelijk ondergronds leggen van de leiding de WOZ-waarde van de woningen stijgen, en dus ook de belastingopbrengst, en bovendien zullen eventueel nadeelcompensatieclaims kunnen worden afgewezen met een beroep op voordeelverrekening. De schadeveroorzakende maatregel – het ondergronds brengen van de leiding – zal immers niet alleen leiden tot tijdelijke hinder en omrijdschade, maar ook tot uiteindelijk voordeel voor de bewoners.

De huidige stand van zaken in de jurisprudentie laat maar weinig mogelijkheden zien voor voordeelverrekening bij nadeelcompensatie. Verrekening van voordeel kan alleen als het gaat om voor- en nadelen van dezelfde maatregel en/of besluit, en bovendien moet dat toekomstig voordeel op geld waardeerbaar zijn en in voldoende mate vaststaan dat het de vermogenspositie van de benadeelde zal beïnvloeden (zie o.a. AbRvS 11 december 2013, no. 201205690/1).

Wat mij betreft zouden de mogelijkheden om voordelen te verrekenen bij de beoordeling van de vraag of iemand recht heeft op nadeelcompensatie, wel wat ruimer mogen zijn. Niet alleen het verrekenen van voordelen van dezelfde schadeoorzaak bij de vaststelling van de te vergoeden schade (zoals het nieuwe art. 4:126, lid 3, Awb voorschrijft), maar ook reeds in het algemeen bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een ‘abnormale last’ en dus bij de invulling van het begrip ‘normaal maatschappelijk risico’. Bij dat normaal maatschappelijk risico zou ook een belangrijke rol mogen spelen in hoeverre de betrokkene die schade lijdt, in een eerder stadium juist voordeel heeft gehad dat in verband staat met de schadeoorzaak. Of juist in de toekomst voordeel zal hebben.

Bij telecomleidingen is tegenwoordig het uitgangspunt: ‘liggen om niet, verleggen om niet’. Waarom zou dat uitgangspunt bij infrastructurele werken anders zijn? Of, anders gezegd, waarom zou een tankstation of transportbedrijf een betere bereikbaarheid door aanleg of verbreding van wegen ‘gratis’ mogen incasseren, maar dan ook nog recht hebben op een schadevergoeding als dat voordeel weer (tijdelijk) tenietgaat? Dat hoeft niet te betekenen dat iedereen die in algemeen voordeel heeft van infrastructuur, ook altijd alle nadelen moet ondergaan, maar zou wel in situaties waarin de betrokkene ‘een abnormaal voordeel’ heeft gehad van het infrastructurele werk, kunnen leiden tot de conclusie dat hij ook ‘een abnormale last’ met betrekking tot datzelfde werk voor zijn rekening zou moeten nemen.

Ik realiseer mij dat een dergelijk voordeel – dat zich vaak over een lange periode in het verleden heeft gerealiseerd, of zich juist in de toekomst zal realiseren – veel lastiger is te becijferen dan de concrete schade die optreedt als gevolg van een schadeveroorzakende maatregel. Maar dat is wat mij betreft dan ook de reden om dit voordeel niet pas te betrekken bij de vaststelling van de te vergoeden schade, maar juist al, als één van de relevante omstandigheden van het geval, bij de invulling van het normaal maatschappelijk risico. Dat is een feitelijke afweging, die in de eerste plaats door het bestuur kan worden gemaakt, en vervolgens door de rechter kan worden getoetst. Maar dan moet de rechter wel ruimte laten voor zo’n afweging.

Hans Besselink, advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn

Gerelateerde berichten