Doorgeefcolumn: Weg met de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Rogier Stijnen, senior stafjurist bij de rechtbank Rotterdam, gaat in deze doorgeefcolumn in op de uitwassen van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Wet dwangsom).

Bij de invoering van de Wet dwangsom had ik al de nodige scepsis – op weinig elegante wijze zijn twee wetsvoorstellen in elkaar geschoven – maar na een aanvankelijk vrij rustige start is langzamerhand duidelijk dat een tweetal groepen flink misbruik maakt van de Wet dwangsom. De eerste groep bestaat uit rechtshulpverleners die graag een centje meepikken. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Rb. Den Haag 17 juli 2013, AB 2013/322, waarin het criterium behoorlijk burgerschap wordt geïntroduceerd. De tweede groep bestaat uit beroepsquerulanten. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Dortse huisjesmelker, te vinden in Rb. Rotterdam (vznr.) 21 maart 2013, AB 2013/151. Op welke wijze maken deze twee groepen nu precies misbruik van de Wet dwangsom? Heel eenvoudig, namelijk door maandelijks, wekelijks of zelfs dagelijks tientallen openbaarmakingsverzoeken bij één of meer overheidsinstanties in te dienen. Het is geen toeval dat het gaat om verzoeken om openbaarmaking; in de Wob geldt geen belanghebbende-criterium. Vervolgens regent het na afloop van de beslistermijn – al dan niet verstopt in lange brieven – ingebrekestellingen en wordt weer iets later aan het bestuursorgaan verzocht een dwangsombesluit te nemen (art. 4:18 Awb) of wordt de rechtbank rechtstreeks geadieerd wegens niet tijdig beslissen, met het verzoek de reeds verbeurde een dwangsom vast te stellen (art. 8:55c Awb).

Hoe kan dit misbruik worden aangepakt? S.N. van den Heykant-Berman stelt in haar doctoraalscriptie Wet openbaarheid van bestuur: Gaat het om de informatie of om de dwangsom? (Open Universiteit Nederland, mei 2013) dat het enige alternatief dat misbruik van de Wet dwangsom daadwerkelijk voorkomt het afschaffen van die wet ter zake van Wob-verzoeken is. Ook zou kan worden gedacht aan het opnemen van een misbruikbepaling in de Awb (zie ook art. 3a concept wetsvoorstel Wet aanpassing Wob, http://www.internetconsultatie.nl/wetaanpassingwob, waar we vooralsnog niets meer van horen) of het heffen van leges. De Nationale ombudsman heeft vanwege het misbruik en zijn voorkeur voor een meer positieve aanpak gepleit voor afschaffing van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (http://www.nationaleombudsman-nieuws.nl/nieuws/2012/ombudsman-betreurtinstandhouding-wet-dwangsom-en). Dit advies en dat van de bestuurlijke monitorcommissie is echter terzijde geschoven door de minister van BZK (Kamerstukken 2012/13, 29 934, nr. 29). Van de wetgever hoeven we voorlopig dus niet veel te verwachten.

Zolang de wetgever niet ingrijpt moeten het bestuur en de bestuursrechter het doen met het opwerpen van formalistische barrières (zoals het niet aanmerken van herinneringsbrieven als formele ingebrekestellingen) om misbruik nog in enigerlei mate tegen te kunnen gaan. Bij de burgerlijke rechter kan voorts omgekeerd door het bestuur het opleggen van een dwangsom worden gevorderd bij misbruik van het recht om besluiten aan te vragen (zie nogmaals Rb. Rotterdam (vznr.) 21 maart 2013, AB 2013/151. Wat – zoals ik in mijn noot bij Rb. Oost-Brabant 26 april 2013, AB 2013/323 opmerk – thans ook wel zonder aanpassing van wetgeving mogelijk is, is het bij Wob-verzoeken in rekening brengen van kopieerkosten (HR 8 februari 2013, BNB 2013/88 en ABRvS 22 augustus 2012, AB 2012/398). Wellicht kan dit in sommige gevallen voor enige afschrikking zorgen. Ik geef bestuursorganen dan ook het advies om openbaarmakingsverzoeken waarbij oneigenlijke motieven in het geding zijn voortaan niet beperkt, maar vooral ruim op te vatten en de aanvrager te bedelven onder een stapel papier, onder het in rekening brengen van de daarmee gemoeide kopieerkosten. Daartoe dient men wel het elektronische loket voor Wob-aanvragen gesloten te houden.

Rogier Stijnen

Gerelateerde berichten